Vleermuis in huis
Landelijk wonen in Noord-Frankrijk heeft zo z’n voordelen. Als eerste de afstand. Na een kleine drie uur en drie kwartier rijden vanuit Rotterdam arriveren mijn vrouw en ik bij ons huisje in deze prachtige, rustige en groene omgeving, waar menig Nederlander zonder er bij na te denken voorbij scheurt, richting het warme en overvolle zuiden van Frankrijk, op weg naar een “door- de –ANWB-geadviseerde-vier-sterren-pret-camping”. Hier in de Lorraine en het dal van de Maas liggen talloze dorpjes verscholen in het groen, te wachten op die Nederlanders die zich een tweede huis kunnen en willen permitteren in La douce France. En dat er toch veel Nederlanders wonen en verblijven is duidelijk te zien aan de vele auto’s met een Hollands kenteken.
Landelijk wonen in Noord-Frankrijk is ook geen last hebben van files, drukke autowegen en de lucht is er nog niet helemaal verpest door stinkende fabrieken. Het enige luchtje dat je ruikt is de lucht van verse koeienstront uit de leeggehaalde stallen, die de plaatselijke boeren overigens gewoon nog dumpen op het land, wat volgens mij tegen alle bestaande regels van de EG is. Die Fransen toch!
Naast de bovengenoemde voordelen en dat het dagelijkse tempo van leven hier iets lager ligt en relaxter is dan in Nederland, hebben we af en toe toch te maken met een momentje van ongemak.
In de laatste meivakantie van twee weken reisden wij af naar ons ideale Franse stekkie. De auto deze keer weer volgepakt met spullen zoals een nieuwe HDMI-ontvanger voor de schotel, diverse zakken bemeste tuinaarde en een groot aantal “stekkies” die ons de komende zomer hopelijk verse tomaatjes, scherpe radijsjes en knapperige paprika’s gaan bezorgen. U merkt het al, mijn vrouw heeft groene vingers. Wroet graag in de aarde, verplaatst plantjes keer op keer en richt de tuin in volgens haar eigen methode: alles kan, alles mag! Soms is ze zo fanatiek dat ze de jonge zaailingen wel uit de aarde wil schreeuwen. Het groeien gaat haar niet snel genoeg!
Alles met blad, wortels, bloemen, stekels en zaadjes heeft voor haar geen geheimen meer en ze leeft zich dan ook graag uit in de tuin rondom ons huis. Dagenlang op de knieën, wroeten in de aarde, planten, verplaatsen, snoeien en af en toe een rosétje als beloning voor de noeste arbeid. Lang leve het Franse platte land.
Dan is het ’s avonds heerlijk rusten en ontspannen en als het nog wat fris is om buiten de dag af te sluiten, zitten we graag in de stralende warmte van onze nieuwe houtkachel. Gordijnen dicht, muziekje op de achtergrond of een spannend boek lezen, terugkijken op een mooie dag op het Franse platteland. Dan mag ik graag spreken en zingen met de woorden van Crosby, Stills, Nash en Young: Our house is a very very very fine house…!
En dan breekt de “Rotterdamse pleuris” uit. Het huiselijke tafereeltje wordt abrupt onderbroken door een ongenode gast…een chauve-souris, een vleermuis! Een vleermuis in huis! Het is heerlijk genieten van de Franse flora en fauna. Maar, liever niet in huis. We weten dat er talloze vleermuizen huizen tussen de muren en de houten beschutting van ons huis. Bij de invallende duisternis verlaten ze om de beurt hun veilige schuilplaats op zoek naar insecten. Het is een prachtig schouwspel, maar dat ze nu binnen op de koffie komen en ons ongevraagd gezelschap komen houden, daar zitten we even niet op te wachten. Mijn vrouw verlaat gillend de woonkamer en nestelt zich veilig onder de keukentafel voortdurend uitroepend: ”Is ie al weg? Is ie al weg? Ik vind het eng! Ik vind het gewoon eng”.
Als man in the house probeer me uiteraard groot en stoer te houden, maar ik vind het in eerste instantie toch wel een lastige situatie. Waar is dat beest binnengekomen? En.. zitten er misschien nog wel meer vleermuizen binnenshuis?
Ondertussen cirkelt de chauve-souris door onze hoge huiskamer en lijkt redelijk in paniek. Rust uit tussen de balken en fladdert vervolgens weer enkele rondjes en schiet diverse keren vlak over mijn hoofd heen. Het lijkt wel of deze indringer me aanvalt. Mijn vrouw zit stijf van de adrenaline nog steeds onder de keukentafel. “Zet de deuren open, dan kan ie naar buiten, o, ik vind het eng!” Ik probeer met een oude bezem het beestje richting de inmiddels geopende deuren te loodsen, hetgeen niet wil lukken. Na enige tijd is er geen beweging meer in de huiskamer en ik neem aan dat de vleermuis het pand heeft verlaten. Niet dus, na twee uur verschijnt de fladderaar weer en wederom verlaat mijn vrouw de huiskamer en sluit zich nu op in de slaapkamer.
De hersenen werken, hoe krijg ik dit beestje de kamer uit? Even wordt er gerust tegen de ruwe muur van de keuken en ik besluit om een fleecedekentje over het beest heen te gooien. Het lijkt te lukken. De vleermuis ligt wat aangeslagen op de grond, half onder de deken. Razendsnel sla ik de deken over de vleermuis en pak deze luchtig in en ren vlug naar de openstaande terrasdeur. Met een soepele slaande beweging van de deken, waar mening stierenvechter jaloers op zou zijn, geef ik de vleermuis de vrijheid terug in donkere avond. Rust in de tent. Mijn vrouw kan weer op haar gemak een boekje lezen. Hoewel ik het soms wel leuk vind om haar een beetje te plagen. Als we soms samen ontspannen op de bank zitten, leg ik heel voorzichtig mijn linkerarm op de leuning van de bank en maak dan met mijn vingers een snelle, luchtige beweging door haar haar en roep: “Vleermuis in huis!”
Jan de Ruyter
Rotterdam