Vacqueyras
Het dorp lag te blakeren in de julizon, en de bladeren van de grote platanen op het plein werden door geen enkel zuchtje wind bewogen. De cafétafeltjes waren leeg. Niemand waagde zich buiten in de hitte, en stilte heerste over Vacqueyras. Ik had van de warmte echter geen last. Wijnkelders zijn nu eenmaal koel, en ik bezocht er twee van. Bij het Château de Montmirail, dat helemaal geen kasteel was maar een gewoon huis, had ik stevige wijnen geproefd die wel een jaartje of wat konden liggen. Een paar huizen verder was de Domaine des Lambertins, waar madame mij juist heel soepele, fruitige Vacqueyras had laten proeven. Toen ik naar buiten kwam was het alsof ik tegen een wand van warme lucht liep. Iedere overbodige inspanning vermijdend bewoog ik mij in de schaduw van de huizen naar het café. Daar was mijn vrouw, Juliette, die me opgewonden tegemoet kwam. `We zijn uitgenodigd bij de pastoor!'
Zij had zitten tekenen bij de kerk, bovenin het dorp, en had daardoor de aandacht getrokken van monsieur le curé. Een dame alleen bleek ook voor een celibatair heer als hij een aantrekkelijk slachtoffer voor een praatje, en al gauw kwamen ze er achter dat de echtgenoot van madame en meneer pastoor een overeenkomstige belangstelling hadden: die voor wijn en eten. Sterker nog, er logeerde op dat moment een Amerikaanse wijnschrijver in de pastorie, die een boek aan het samenstellen was over de wijnen van de Côtes du Rhône. Voor Juliette wist waar ze aan toe was, had meneer pastoor ons uitgenodigd voor het déjeuner.
Even later bleek het allemaal toch een tikkeltje ingewikkelder te liggen dan gedacht. We waren weliswaar hartelijk welkom voor de lunch, maar er was geen lunch. De Amerikaan bleef meestal de gehele dag weg, en de pastoor was te lui om voor zichzelf te koken. Zelfs de boodschappen moesten nog gedaan worden. `Et bien, waar houdt u van in de Provençaalse keuken?' Tja, vonden wij, waarom stelt mon père niet iets voor? `Ahá! Kent u de caillettes?' Nee, die kenden wij niet. `Voilà, dat is dan duidelijk. We eten caillettes. Ze komen oorspronkelijk uit Chabeuil, bij Valence, maar de slager in Violès maakt bijzonder lekkere. Des très bons, vous savez!' En dus gingen we naar Violès. Monsieur le curé zat breeduit naast mij voorin en wees de weg. Dat breeduit bedoel ik letterlijk, want zijn passie voor het goede der aarde kwam in zijn omvang duidelijk tot uiting.
Eenmaal bij de boucherie wachtte ons een teleurstelling. `Caillettes? Het spijt me bijzonder, maar die zijn er niet. Alleen op zaterdag heb ik ze in voorraad. De rest van de week moet u ze bestellen.' Mijn voorstel om dan simpelweg een Italiaanse schotel pasta met verse tomaten en basilicum te maken, werd door de curé goedgekeurd. En terwijl ik terug in de pastorie knoflook stond te pellen, vertelde hij wat wij hadden gemist.
`Dommage, dommage... caillettes zijn zo heerlijk! Je maakt ze van varkenslever en -vlees, dat je grof hakt en vermengt met gehakte spinazie en snijbiet. Véél spinazie en snijbiet. Dan wikkel je ze in darmnet, zodat ze niet uitdrogen. En je braadt ze in de oven, onder plakjes spek. Maar goed, dat doe ik niet zelf. Die van de slager zijn uitstekend, en je hoeft ze alleen op te warmen. U komt toch een keer terug, hoop ik? Dan kunnen we ze bestellen!'
De uitleg gaf de curé een dorstig gevoel en hij stelde voor om een glaasje Beaumes de Venise te drinken, de zoete muskaatwijn van het buurdorp, die het in ons land steeds beter doet als drankje bij het dessert. In de streek zelf drinkt men de wijn echter vooral als aperitief, steenkoud, met wat zwarte olijven erbij.
Toen de pasta klaar op tafel kwam, voltrok zich een apart ritueel, dat door de afwezige Amerikaan bedacht was. Wij moesten eventjes de gang op, terwijl meneer pastoor drie verschillende flessen Rhônewijn openmaakte, en in de bij elk bord klaarstaande drie glazen schonk. De bedoeling was dat wij tijdens het eten de wijnen aan ons kritisch oordeel zouden onderwerpen, niet gehinderd door de wetenschap welke wijn wij precies dronken. Wij snoven, walsten onze glazen en slurpten dat het een lust was, en spraken steeds geanimeerder over grondsoorten, druiven als Grenache en Syrah, en de invloed van het klimaat. Er bleken nog een paar geitenkaasjes in de koelkast te liggen, en het gesprek werd steeds geanimeerder. De eind-ssen kwamen ter sprake. Hoe zit het nu toch met het uitspreken van de plaatsnamen in de streek? "Daar is geen regel voor te geven, je moet het weten van geval tot geval. Vacqueyras wordt mét de eind-s uitgesproken, net als Gigondas, en Violès, Uzès, Alès. Maar Carpentras weer niet, en dat is maar een kilometer of twaalf hier vandaan. En vraagt u me niet waarom, want ik heb geen enkel idee..."
Na de maaltijd waren we slaperig geworden. Ook daar bleek echter op gerekend. `De pastorie heeft kamers genoeg. U gaat gewoon een dutje doen, une petite sieste.' Even later, nadat wíj hadden afgewassen, doemelden wij op een groot, doorzakkend bed, in afwachting van de avond en de koelte. Monsieur le curé had het aardig voor elkaar. We waren waarschijnlijk niet de eerste loslopende toeristen die hij had uitgenodigd. Het was een handige, hoewel onzekere manier om het gebrek aan een huishoudster te compenseren. Maar we gaven hem groot gelijk, voor ons was het trouwens een buitenkansje. Hoe vaak eet je nou in een Franse dorpspastorie?
Uit: Savoir Vivre Smakelijke verhalen over Frankrijk
Auteur: Onno Kleyn
https://www.onnokleyn.nl/
LA VIE EN FRANCE | R.A. Kartinistraat 5 | 3573 XA Utrecht | 0623 617862 | info@la-vie-en-france.nl | Whatsapp | Privacy | 2024 LA VIE EN FRANCE | Originally designed by HTML5 UP | Adapted and edited for CMSimple_XH by fhs | Inloggen