Rare jongens, die Nederlanders
Het is algemeen bekend dat de Nederlanders graag hun vakanties in Frankrijk doorbrengen. Dit prachtige land heeft alles wat de verwende toerist maar zoekt. Ruige,zonnige kusten met lange, verlaten stranden, genoeg kronkelende rivieren om af te zakken met kano of kajak, enorme bergpartijen om door te wandelen, te fietsen of alleen maar te genieten van de fantastische panorama’s. En niet te vergeten de uitgestrekte landerijen met graan voor de stokbroden en hemelse luchten met onbeschrijfelijke wolkenpartijen. Het lijkt wel een tekst voor een reclamefolder!
Het is niet verwonderlijk dat veel van de Frankrijkgangers hier graag wat langer en sommigen misschien wel permanent willen verblijven. Emigreren en weg uit het bekrompen Nederland met weinig ruimte, altijd files en veel stress.
Op internet wordt stevig gezocht naar goedkope boerderijtjes en stulpjes die binnen enkele maanden of soms wel jaren worden opgeknapt met veel geduld, soms met vakmanschap, maar altijd met veel plezier en passie.
Als al dit werk gedaan is, wordt het vooral genieten van het tijdelijke of permanente verblijf in de opgeknapte woning. Tijd om de Fransen beter te leren kennen, hun gewoonten, hun cultuur en die lastige taal. U kent vast en zeker voorbeelden en vooroordelen die wij over de Fransen hebben en deze graag in de vorm van verhalen en anekdotes op deze site willen delen.
Maar laten we nu eens de Fransman aan het woord. Bijvoorbeeld een Jean-Pierre, ook wel JP genaamd. Hoe ziet en ervaart JP die hele invasie klussende Hollanders die zich soms met veel bombarie vestigen in de dorpen en kleine steden van het Franse platteland. Ik laat Jean–Pierre aan het woord en kom er voorlopig niet meer tussen. Slechts een vraag: “Jean-Pierre, wat betreft die Hollanders, hoe zit dat nou?”
“Herkenbaar aan de personenauto met aanhangwagen zuchtend onder een veel te zware last met afgeladen bouwmaterialen, meegenomen uit Holland, omdat het daar veel goedkoper is, trekken die Hollanders massaal de grens over. Op bepaalde dagen rijden in onze streek soms meer auto’s met een Nederlands nummerbord dan met een Frans nummerbord. Wat moeten wij wel niet denken? Nederlanders, de nieuwe Polen?"
“Met handen en voeten probeert de Hollander in de Bricorama duidelijk te maken dat hij een of ander beugeltje van een bepaalde maat nodig heeft, voor een aansluiting bij het toilet. En als de onschuldige verkoper het natuurlijk niet begrijpt, begint de Hollander nog harder in het Nederlands te praten met het idee dat de man het dan wel zal begrijpen. “Beugeltje! Beu-gel-tje-voor achter-het toilet…toilet!!!” Rare jongens, die Nederlanders.”
“Als je ze ontmoet, zeggen ze altijd “Bonjour”, maar dat zeggen ze de hele dag en avond door en zelfs bij het afscheid nemen zeggen sommigen nog “Bonjour”. Ze komen om vijf uur, half zes het restaurant binnen en willen graag een hapje eten. Voor gerechten waarin maag of lever is verwerkt trekken ze de polderneus op, maar in hun Nederland gaan de frikadellen grif over de eettafel, met uiteraard veel mayonaise, want dat eten ze overal bij. Rare jongens, die Nederlanders.”
“Als de zon zijn dagelijkse hoogste punt heeft bereikt, zitten die lui te verbranden aan de rand van het zwembad of op het strand en om half vier, als het weer een beetje behaaglijk wordt voor ons Fransen, vertrekken ze massaal naar hun vakantiehuis om te borrelen.”
“Op een brocante, lopend op teenslippers, getooid met rieten hoed, denken ze nog leuke oude spulletjes te kunnen scoren, tegen een zo laag mogelijk prijs. Willen graag voor een dubbeltje in de loge zitten. Afdingen van een euro naar vijftig eurocent. Het moet niet gekker worden. En nog maar niet te beginnen over die vele kunstzinnige, aquarellerende Vincent van Goghjes. Rare jongens, die Nederlanders.”
Maar JP probeer toch enigszins positief te eindigen.
“Soms zijn we wel een beetje blij met al die buitenlandse doe-het-zelvers. Onze veelal oude en vervallen dorpjes worden weer wat opgekalefaterd en we herkennen die Hollanders aan hun trotse huizen met de mooist geverfde luiken en strakke daken. Maar, weer of geen weer, ze zitten altijd buiten: ontbijten, lezen, zonnen, luieren en natuurlijk moet die BBQ ook aan, de na-apers!”
Ja, ja, Jean-Pierre, zo is het wel even genoeg. Als je zo doorgaat, durf ik voorlopig niet meer naar Frankrijk te komen. En ik vind het, na al die jaren dat ik er kom, nog steeds zo leuk om dit land van vele tegenstellingen in mijn wat haperende Hollandse hart te sluiten!
Jan de Ruyter
Rotterdam